Nieuwe Nomaden: jonge Vranckx-reporters in Melilla, de Kaukasus en Libanon
Vanaf zaterdag 23 oktober op Canvas en VRT NU
21 oktober 2021 - Rudi Vranckx stuurde de afgelopen maanden opnieuw een aantal van zijn ‘Nomaden’ op pad: jonge reporters die net als hij willen weten wat er in de wereld gebeurt en waarom.
Deze keer kwamen ze terug met documentaires over het vluchtelingenprobleem in de Spaanse enclave Melilla in Marokko, over het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan in Nagorno Karabach, en over de diepe economische en politieke malaise in Libanon.
- Zaterdag 23 oktober: Leven aan de grens (Melilla, Marokko)
Een reportage van Arno Van Rensbergen, Sofyan El Bouchtili en Robbe Vandegehuchte - Zaterdag 30 oktober: Voetvolk (Armenië, Nagorno-Karabach, Azerbeidzjan)
Een reportage van Roel Nollet en Marijn Sillis - Zaterdag 6 november: Mijn land in verval (Libanon)
Een reportage van Céline Jalil
Telkens om 20.10 u. op Canvas en VRT NU.
De makers kunnen worden gecontacteerd voor een interview via VRT Communicatie.
Leven aan de grens
Zaterdag 23 oktober
De grens tussen de Spaanse enclave Melilla en buurland Marokko is één van de meest versterkte ter wereld. Marokko beschouwt de stad als door Spanje bezet gebied. Enkele jaren geleden sloot het land de grensovergangen om zo een einde te maken aan de handel met het omliggende rifgebergte. Doel: de stad verzwakken en annexeren.
“Het conflict tussen Marokko en Spanje heeft enorm veel mensen geraakt.Veel Marokkanen zitten hier vast en zijn de dupe van hetzelfde probleem”, zegt Zacharia, die sinds de sluiting van de grenzen vastzit in Melilla.Hij probeert te overleven met zwartwerk, maar zonder papieren en een vast contract zakt de moed hem stilaan in de schoenen. “Het leven is hier heel zwaar”.
Marokkaanse jongeren zien geen toekomst meer in hun land en proberen steeds vaker de oversteek te maken naar Melilla. Eenmaal in de enclave, proberen ze via de ferry het Spaanse vasteland te bereiken. “We moeten volhouden", zegt de 16-jarige Zayed. “Ook al worden we geslagen, moeten we koude trotseren en honger lijden. Er is geen weg terug tot we Spanje bereikt hebben.”
Een reportage van Arno Van Rensbergen, Sofyan El Bouchtili en Robbe Vandegehuchte
Polsar Docs © 2021 Met steun van het Fonds Pascal Decroos
Voetvolk
Zaterdag 30 oktober
“Dit is mijn helm, mijn regenjas en mijn slaapzak. En ik verstop overal wapens”, zegt Surik Ohanjanyan. Hij heeft de leiding over de vrijwillige strijdkrachten van Vorotan, een Armeens dorp op een steenworp van de grens tussen Armenië en Azerbeidzjan. “Als het moet, zijn we binnen de minuut klaar om opnieuw te vechten.”
Aan de voet van Kaukasus ligt Nagorno-Karabach. Een niet-erkende staat waar vooral etnische Armeniërs wonen. Veel meer dan wat uitgestrekte berglandschappen is het niet, maar er wordt stevig om gevochten. Bijna 30 jaar na de onafhankelijkheidsverklaring van Nagorno-Karabach, laaiden de sluimerende conflicten in de regio vorig jaar weer op. Gesteund door Turkije viel Azerbeidzjan de enclave binnen. Drones dropten bommen op de hoofdstad Stepanakert. Minstens 70.000 mensen sloegen op de vlucht. “Het is gewoon het vervolg van de genocide”, vinden veel Armeniërs. Sommigen staken hun eigen huizen in brand voor ze in de handen van de vijand konden vallen.
Journalisten Roel Nollet en Marijn Sillis reizen langs de grens tussen Armenië en Azerbeidzjan. De militaire stellingen van beide landen liggen hier vlakbij elkaar. “Ze zeggen dat ze ons doodschieten als we de grens oversteken”, vertelt een herder. Hij heeft het moeilijk om zijn kudde in de juiste richting te drijven.
Officieel is er een wapenstilstand, maar er wordt nog regelmatig geschoten. “Voor mij is de oorlog nooit gestopt”, zegt Sona Margaryan, een lokale journaliste. “Er kunnen elk moment nieuwe bommen vallen”, denkt ook Robert. De gepensioneerde taxichauffeur knapt samen met zijn zoon Roman een leegstaand huis op omdat dat van hen vernield werd door een raketaanval.
De Russen zwaaien nu de plak in Nagorno-Karabach en buitenlandse journalisten worden geweerd. Gelukkig is er nog voetbal. “Misschien dat onze verantwoordelijkheid nu wel groter is”, vindt Sego Asryan, de keeper van de nationale ploeg. Al hun spelers waren aan het front. “Je wil gewoon het gevoel hebben dat je land gewonnen heeft. Want dan pas bestaan we.”
Op zes weken tijd vielen er in het conflict meer dan 5000 doden aan beide zijden samen. Aan de voet van de Kaukasus liggen duizenden soldaten. ‘Waren het maar geen helden, maar gewoon onze zonen’', zeggen hun moeders.
Een reportage van Roel Nollet en Marijn Sillis – The Redhorse Collective © 2021
Met steun van het Fonds Pascal Decroos
Mijn land in verval
Zaterdag 6 november
Lange wachtrijen aan de benzinepomp, stroompannes, de vernietigende explosie in Beiroet vorige zomer … Libanon gaat door een diepe crisis. Nomade Céline Jalil, die zelf Libanese roots heeft, onderzoekt samen met Jolien Bogaerts hoe erg de situatie is. Ze proberen te begrijpen waarom zoveel Libanezen hun land willen verlaten en waarom anderen net beslissen om te blijven.
De Libanese lira heeft bijna negentig procent van z’n waarde verloren en tachtig procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens. "Als ze de poorten zouden open zetten, dan zou zelfs de ceder op de Libanese vlag zich haasten om te ontsnappen uit dit land", grapt Joseph Barrak, een jonge vader, echtgenoot, ondernemer, vrijwilliger en Libanees. "Als er ergens nog maar een kleine kans is om te migreren dan laat ik alles vallen en kijk ik niet meer om."
Helene Ata Geara wil en kan niet weggaan. Haar tweelingbroer was één van de 220 dodelijke slachtoffers van de explosie in de haven van Beiroet, haar andere broer raakte verlamd en zit in een rolstoel. “Het is makkelijk voor ons om weg te gaan. We moeten niet eens inpakken, want we zijn alles al kwijtgeraakt. Maar we gaan niet weg, niet vooraleer degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn, in de gevangenis zitten.”
Terwijl Libanezen er alles aan doen om het land uit te raken, maakt de Belgische Lien Arits net de omgekeerde beweging. Lien verhuist voor haar studies een jaar naar Libanon met haar Italiaanse vriend Lele. Een week voor hun vertrek waren ze nog niet zeker of ze wel zouden gaan: “Het voortdurende slechte nieuws maakte ons bang, ook hoorden constant verschillende meningen van mensen die we daar kenden. De ene zei dat allemaal wel meeviel, de andere raadde ons te stelligste af om te komen.”
Een reportage van Céline Jalil en Jolien Bogaerts © 2021